Jaarboekstukje Proteus-Eretes 2003 - 2004
Dit was zo’n jaar. Een jaar waarin niets even meezit, maar ik nooit in een betere
getraindheid ben geweest. Natuurlijk waren er weer blessures, maar eigenlijk zorgden
die niet voor de tegenvallers.
Uitgangspunt voor de Olympische kernploeg voor de lichte boordroeiers van dit jaar
was dat er voor de vierzonder niet meer geselecteerd zou worden. Voor mij betekende
dit feitelijk dat het dus bijzonder onwaarschijnlijk zou zijn dat er ooit nog een
gaatje in deze ploeg zou komen waar ik in zou kunnen vallen. Wel bleven Jeroen Spaans
en ik reserves van de lichte vier. Vanuit de KNRB werd in het begin van het trainingsseizoen
echter nog een ander traject naar de Spelen uitgezet; er werd namelijk gekeken of
er voldoende niveau was voor een lichte heren dubbeltwee. Ik was behoorlijk sceptisch
over de haalbaarheid hiervan, aangezien ik vanuit de kerngroep van afgelopen jaar
de enige overgebleven sculler was die aan de laatste selectierondes van de toenmalige
potentiële dubbeltwee had meegedaan.
Ivo en Gerard zaten namelijk nog steeds in de vierzonder. (zie hiervoor ook mijn jaarboekstukje
in jaarboek 02-03.) Om dit een haalbaar plan te laten zijn zouden mijns inziens alle
overblijvende scullers in een groep moeten trainen, maar twee man hadden eigen plannen.
Met hun werd afgesproken dat we ze voor de Randstad Regatta zouden treffen tijdens
een best-of-three. Dit werkt heel simpel: je vaart met de boten maximaal drie races
en wie er twee wint heeft gewonnen. Voor dat het zo ver was zouden we nog wel een
door de bond vastgesteld selectietraject doorlopen. Dit hield in dat we met de uitgenodigde
skiffeurs eerst een skifftest zouden doen en daarna zouden gaan racen in dubbels.
De vorm waarmee ik uit het januari-trainingskamp in Sevilla ben gekomen was duidelijk
zeer goed. Tijdens dat kamp is er een verscheidenheid aan trainingen gedraaid die
mij een goede stap hebben laten zetten. De eerste dag van het kamp was namelijk voor
mij ook zo ongeveer de eerste dag dat ik weer heb geroeid sinds de tweede ribfissuur
in mijn leven. (Een fissuur is een scheur in het bot. Dit is wat eigenlijk altijd
bedoeld wordt als men het heeft over een gebroken rib van het roeien). Dit keer was
het niet van het roeien, maar van een krachttraining. Ik durf dit met zekerheid te
stellen omdat ik het heb voelen gebeuren. Het is moeilijk te omschrijven wat je voelt
als je op de scintigrafietafel ligt in het ziekenhuis en voor de tweede keer een vrij
duidelijke ‘hot-spot’ ziet ontstaan.
Zo’n klein wit puntje op de foto van je ribben betekent minimaal zes weken niets aan
belasting op de ribben. Hardlopen en fietsen dus. En dan nog een aantal weken heel
rustig de trainingsarbeid in de skiff opbouwen. Een week of acht à negen ben je er
dus al snel aan kwijt.
Gelukkig heeft dat weinig invloed gehad op het selectietraject van de dubbel. Uit
de races, gehouden in half februari, bleek dat ik duidelijk de snelste van de groep
was; ik won namelijk alle races. De snelste combinatie was met Jeroen. Na de races
konden we volledig onze zinnen zetten op het dubbeltweeën. De progressie in de dubbel
was echter moeizaam. Jeroen bleek vrij veel moeite te hebben met het scullen. Dit
deed hij dit jaar namelijk eigenlijk voor het eerst op een serieuze manier. Tijdens
trainingen kon ik de spanning in zijn lichaam voelen. De progressie kwam er uiteindelijk
wel. Zo werd in het maart-trainingskamp een groot aantal zeer goede trainingen in
de dubbel afgewerkt. Aan het eind van het kamp deden we nog een test-race voor de
best-of-three bij een ondergaand Spaans zonnetje waar we allemaal, Jeroen, Susannah
Chayes en ik, zeer tevreden over waren.
Susannah had ons vanuit haar functie als bondscoach voor de Olympische kerngroep lichte
heren vanuit twee invalshoeken onder haar vleugel: als reserves voor de vierzonder
en als deelnemers aan het LM2x-bondsproject. Het bleek echter in toenemende mate dat
zij eigenlijk geen tijd voor ons kon vrijmaken in verband met haar hoofdploeg, de
lichte vier. Ze moest hiervoor vaak alle registers open trekken om te zorgen dat ze
de vier kon doen wat nodig was. Begin april, vlak voor de best-of-three, was het echter
zo belastend voor haar dat ze eigenlijk nauwelijks nog tijd voor ons vrij kon maken.
Er werd dus gezocht naar een oplossing voor ons coach-tekort. In de aanloop naar één
van de beslissende races voor het dubbelen voelde ik mij niet helemaal goed. In eerste
instantie dacht ik dat dat kwam door het afvallen, maar dit bleek niet het geval te
zijn. De avond na de eerste race, die Jeroen en ik verloren hadden omdat we naast
fysiek ongemak van mij ook nog slecht hadden geroeid, was ik redelijk hard aan het
instorten. De volgende morgen was er weinig twijfel meer over: ik was ziek. De best-of-three
werd opgegeven. Na een controle van mijn bloedspiegel door bondsarts Diederik Oei
werd geconcludeerd dat het waarschijnlijk een virus was geweest en ook dat ik behoorlijk
last had van een lage bloedspiegel. Voor de lage bloedspiegel kreeg ik pillen, maar
deze hadden als bijwerking dat ik zwaarder werd. Ze zorgden namelijk voor meer vochtretentie.
Veertien dagen na de races was de Randstad Regatta en de Commissie TopRoeien (CTR)
had besloten dat Jeroen en ik nog een kans zouden krijgen op die wedstrijd. Het was
echter nog een beetje te vroeg voor mij; ik was nog niet hersteld en we voeren dan
ook eigenlijk een behoorlijk kansloze wedstrijd.
Hierna heb ik een week nagedacht over wat ik wilde. Er waren een aantal opties en
na overleg met Susannah en Jeroen werd gekozen voor de tweezonder. Ook werd er een
extra coach gezocht. Deze werd gevonden in Marc Worrel. Deze coach van Willem III
was een bekende van Jeroen en hij heeft ons vanaf dat moment met veel enthousiasme
begeleid. Om goed te beginnen werd ervoor gekozen om het eerste weekend meteen mee
te doen aan de roeiwedstrijden in Gent. Hier was ik al sinds 1995, mijn laatste junioren
jaar, niet meer geweest. De wedstrijden zijn in al die jaren geen spat veranderd.
Nog steeds is het een gezellige drukte in het startgebied en totaal oninzichtelijk
hoeveel deelnemers er uiteindelijk echt zijn. Het voordeel van in Gent starten was
dat we ons niet op andere ploegen hoefden te richten, maar puur op ons eigen roeien
konden letten. Dit was heel goed en leerzaam. We waren na het weekend dus ook niet
alleen een afzichtelijke beker rijker, maar hadden ook een hoop informatie gekregen
over waar we onze aandacht in de komende periode op zouden moeten richten. Er werden
steeds plannen richting wedstrijden gemaakt. Zo werd er naar Duisburg toe gewerkt.
Dit was voor ons een duidelijke test wedstrijd. We startten hier net als in Gent in
het zware veld. Dit in verband ook met mijn pillenkuur. Na Duisburg - waar we een
goede wedstrijd voeren - bleek dat mijn gewicht met het aflopen van de kuur anderhalve
kilo omlaag ging. Ik wist dat het uitmaakte, maar niet dat het zo veel zou zijn. Ondanks
Marcs inzet bleek hij in de voorgaande weken net te weinig grip op de zaak te krijgen.
Daarom werd gezocht naar extra coaching op niveau en die werd gevonden in Raf Holland.
Tot de ARB kon zij ons niet coachen in verband met haar verplichtingen bij Thêta,
maar daarna zouden we een weekend in Eindhoven gaan trainen zodat we veel door haar
gecoached zouden kunnen worden.
De ARB zou voor ons de eerste lichte wedstrijd worden. Voor ons was het de eerste
tweezonder wedstrijd waar een beetje echte druk op stond. We wilden dan ook duidelijk
laten zien wat we konden en dat tweezonderen ons, in tegenstelling tot dubbeltweeën,
makkelijk afgaat. De wedstrijd werd uiteindelijk met matig roeien eenvoudig gewonnen.
De CTR was ook voldoende overtuigd om ons een startbewijs te geven voor de wereldbekerwedstrijden
in Luzern. In het zuiden van het land werd een lang weekend geconcentreerd getraind
tussen de waterplanten en werd een zeer goede progressie gemaakt. De coaching van
Raf is zeer ‘hands-on’ en vergt dus een hoge concentratie, maar aan het eind van het
weekend liep het bootje als een gek onder ons door. Ik heb zelden zo lekker getweed
als tijdens dat weekend. Vol goede moed zijn we dus afgereisd naar het zelfde hotel
als waar ik vorig jaar zat. Ook dit jaar moest ik het namelijk weer zelf betalen.
Maar het evenement, waar we de afgelopen periode naar toegewerkt hadden, werd een
grote deceptie. Uiteindelijk kwamen we niet eens in de B-finale. Er waren allerlei
zaken aan te wijzen die de oorzaak waren, maar voor Jeroen was het een teleurstelling
te veel. Hij besloot per direct te stoppen met zijn actieve roeicarrière.
Tja, daar zat ik dan. Alleen langs de kant van het water met een zeer stevig biertje
in mijn hand. Ik had mij best veel eindstations van mijn roeicarrière kunnen voorstellen,
maar dit was er niet een die ik van te voren zou hebben bedacht. “En nu?” was de vraag
die ik mezelf voor de tweede keer dit jaar kon gaan stellen. Vanuit de bond was er
weinig mogelijk. Het was nog net niet zo dat ze me vertelden dat ik maar moest gaan
stoppen, maar al de hints wezen wel heel sterk in die richting. Ik was er echter nog
niet klaar mee.
Ik heb de week erna gebruikt om na te denken en te overleggen met goede vrienden en
collegae. Uiteindelijk heb ik besloten om in de skiff door te gaan met als doel een
goed resultaat op de Koninklijke, wat me dan mogelijk een uitzending naar de wereldkampioenschappen
zou kunnen opleveren. Ik heb dit alleen gedaan omdat ik de juiste randvoorwaarden
geregeld kon krijgen. Mijn vriendin en familie stonden achter me, Proteus stond achter
me, meerdere coaches stonden achter me, en één van die goede coaches had zin om met
mij via de NSRF-slotwedstrijden naar de Koninklijke-Holland Beker toe te werken. Raf
had net als ik een goed gevoel over de eerdere samenwerking overgehouden en was bereid
om me te coachen. Er werd dus wederom een weekend afgereisd naar Eindhoven voor een
weekend technische uitknijping. Heerlijk was het! In een paar dagen weer veel gevoel
over mijn bootje gekregen. Het was alleen de vraag of we genoeg tijd zouden hebben
om het vast genoeg te maken voor de drie wedstrijden op de Koninklijke. Er waren namelijk
zoveel inschrijvingen voor de lichte skiff dat er halve finales verroeid zouden moeten
worden. De belangrijkste tegenstander zou Roy Delis zijn. Hij roeide al het hele jaar
in de skiff en had een vrij stabiel seizoen gedraaid. Fysiek zou het geen probleem
moeten zijn, maar technisch was ik kwetsbaar. Ik hoopte dus op vrij windstille omstandigheden.
Helaas waren die me niet helemaal gegund. Tot het middaguur, zeg maar tot en met de
halve finale, ging het allemaal wel goed, maar daarna trok de wind wat aan en had
ik te veel moeite met de golven om echt hard te kunnen roeien. Mijn gevoel over het
weekend is uiteindelijk best ok, maar het was niet goed en stabiel genoeg om het in
de finale met de toen aanwezige golven te kunnen doen. Einde seizoen. Einde roeicarrière?
Geen idee. Tegen de tijd dat het jaarboek uitkomt zal dat wel duidelijk zijn. Als
het gaat kriebelen wel, als het me koud laat niet. Only time will tell. In ieder geval
gaat er komend jaar weer gestudeerd worden.
Ik ben niet ontevreden over afgelopen seizoen, soms zitten er helaas dit soort jaren
tussen. Mijn conditie en kracht zijn nog nooit zo goed geweest als afgelopen jaar.
De begeleiding op fysiologisch vlak was dan ook zeer goed geregeld. Jim McCarthy verzorgde
de krachttrainingschema’s weer, en de fysiologische tests en advisering werden ook
weer uitgevoerd door Jan Olbrecht. Susannah kneedde dat tot een samenhangend en logisch
schema. Daar heeft het niet aan gelegen. Ik ben zelf ontevreden over de coaching.
Niet de kwaliteit, maar de hoeveelheid coachuren, zeker in de winter. Dit is voor
een groot deel aan mezelf te wijten. Ik had eerder aan de bel moeten trekken dat we
te weinig werden begeleid en actie moeten ondernemen om dat op te lossen. De coaches,
Susannah, Marc en Raf, die mij hebben geholpen dit jaar dank ik dan ook uit de grond
van mijn hart voor de tijd die zij in mij gestoken hebben. Hetzelfde geldt voor Hanneke,
Ivo, Edgar, mijn ouders, Proteus-Eretes en Willem III, Jan Willem van der Wal en natuurlijk
vraagbaak bij uitstek Ad Dubbeldam. Ook gaat mijn dank uit naar de mensen die interesse
in mij getoond hebben; hun interesse gaf mij inspiratie om het hoogste van mij te
blijven eisen.