Fine-tunen van de afstelling

Met het tunen achter de rug is het nu tijd om met de boot te gaan roeien. Het eerste waar aan gewerkt moet worden is roeicomfort. Niet iedereen is immers even lenig en een voetenhoek van 40° is daarom bijvoorbeeld niet voor iedereen zinnig. Verander per keer dat je verandert slechts één ding. Als je meer dingen tegelijkertijd gaat veranderen aan de afstelling kan er namelijk niet worden ontdekt waar de afstelling beter of slechter van is geworden.

Onder het roeicomfort vallen de volgende afstelmogelijkheden:
- de voetenhoek;
- de schoenplaat hoogte;
- de achter-het-werk-stand; en
- de dolhoogte.
Deze worden eerst aangepakt, zodat de roeier gemakkelijk kan zitten en bewegen. Daarnaast kan bijstelling van de achter-het-werk-stand het gewenste segment opleveren. Het kan voorkomen dat niet iedere roeier uiteindelijk met de zelfde achter-het-werk-stand roeit.

Nadat er geen obstakels meer in het roeicomfort zitten is het tijd om met de hefboom en de daarmee samenhangende delen te gaan spelen. Dat zijn:
- de bladhoek;
- het span of dolafstand;
- de binnenhandel; en
- de riemlengte.
Ondanks dat er staat dat de bladhoek veranderd kan worden heb ik het hier natuurlijk over het bijstellen van de dolhoek. Dit is immers de enig veranderbare hoek die voor aanpassing beschikbaar is. Doe rustig aan met het veranderen van de bladhoek en realiseer je dat een hele graad een groot verschil is. Het is verstandig om hiermee per halve graad te experimenteren. De overbrenging is potentieel het volledigst bij 0°. Het moet dan ook het streven zijn om met zo min mogelijk hoek te varen. Roeien met weinig hoek is echter moeilijker dan met meer hoek. Het blad heeft bij minder hoek de neiging om te gaan diepen en de catch moet veel zorgvuldiger gemaakt worden dan met meer hoek. Richtlijn voor het aanpassen van de dolhoek is dan ook dat bij het diepen van het blad en meer hoek in de dol moet en bij schuimende kolken er minder hoek op het blad mag. Het gevaar in deze richtlijn is dat de technische beperkingen van de roeier en de dolhoogte ook zeer van invloed zijn op het bladtraject. Vaar zeker drie trainingen met je veranderde hoek voor je verder gaat met veranderen. Zo wordt de roeier de kans gegeven om te wennen aan de nieuwe afstelling en een goede afweging te maken over of de verandering al dan niet een verbetering is geweest.
Het veranderen van het span of de dolafstand gebeurt slechts als er meer of minder segment gewenst is. Het gevaar van spelen met het span of de dolafstand is dat de overlap ook verandert. Overlap is bij scullboten de afstand tussen de twee uiteinden van de handels. Normaliter zal dit tussen de 20 en de 22 cm liggen. Overlap in een boordboot is het verschil tussen de dolafstand en de binnenhandel. Die ligt over het algemeen tussen de 29 en 31 cm. Zeker voor scullboten is het zeer onverstandig om buiten de gegeven overlapwaardes te komen. Dit hindert het roeicomfort danig. Bij boordboten kan iets meer vrijheid genomen worden, maar blijkt het toch verstandig om in de buurt van de 30 cm te blijven.
Met het verstellen van binnenhandel en riemlengte verandert ook het segment. Ook nu moet weer opgelet worden dat de overlap geen vreemde waarde krijgt.

Als laatste opmerking moet ik kwijt dat de afstelling van een roeiplek nooit af is. Het is wellicht in een voor het moment goede staat. De roeier evolueert immers ten goede of ten kwade en daar moet de afstelling bij mee groeien. Blijf dus experimenteren met je afstelling als je er de tijd voor hebt in het trainingschema. De winter en het vroege voorjaar zijn het meest geschikte moment om dat te kunnen doen. Maak er gebruik van.
» Home  » Techniek  » Afstellen